Badrians samenwerking met Den Hartogh.

Kobus / Jacobus den Hartogh bloemen voor Badrian. Gedenksteen op de Rubenstraat.

Kobus den Hartogh[1] liet de eerste dagen van de bezetting al zijn afkeer voor de nazi’s weten. Toen de Duitsers in parade Amsterdam binnentrokken, doorkruiste hij op zijn motor 6 keer de erestoet. Een toeschouwer die stond te juichen naar de Duitsers gaf hij zo´n knal tegen zijn kop dat die tegen een muur vloog. Ja, toen had hij wel een paar mitrailleurs op zich gericht gekregen.

Wanneer hij een telefoonkabel zag lopen naar een instelling van de Duitsers, dan trok hij die kapot. Hij kon niet langs een lid van de Weermacht lopen zonder een minachtende opmerking te maken. Hierdoor durfde niemand meer met hem mee te fietsen, bang om in de problemen te komen.

Den Hartogh werkte in een garage, waarschijnlijk die bij het huis van zijn vader in Weesperkarspel hoorde. Toen de joden hun fiets moesten inleveren, adviseerde Den Hartogh om niets heel in te leveren, net zoals de auto’s die hij moest afstaan niet bruikbaar ingeleverd waren. Zijn vader werd gearresteerd. Er was een huiszoeking. Hierbij werd ook gezien dat Kobus in de garage portretten van het koningshuis had hangen en zijn Harley Davidson van het Nederlandse leger, oranje nummerplaat er nog op. “Zijn bakkes viel open.” Maar er gebeurde niets, ook zijn vader werd weer vrijgelaten.

Kobus had een rijwielenstalling  in de Bronkhorststraat 24-28, tegenover het huis van het echtpaar De Vries van nummer 13, waar Badrian regelmatig langskwam. Ook bezocht hij de mensen op nummer 11. [2] In de rijwielstalling had Kobus de verboden zender radio Oranje aanstaan zodat de hele straat kon meeluisteren. Als klant had hij ook een lid van de Gestapo. Die had hem nooit verraden.

Ondertussen werd Kobus wel eens gevraagd om wat te kopen, Joden mochten niet meer overal winkelen. Ook haalde hij wel eens bonnen met vervalste stamkaarten.

Iemand bracht eens wat. Een ander haalde het weer op. Hij stelde geen vragen. Gerhard Badrian bracht ook regelmatig dingen die later opgehaald werden. Maar Gerhard vertelde ook een keer dat er een stel pakken naar zijn rijwielstalling zouden komen, die verspreid moesten worden. Het was gevaarlijk; vertelde hij. Het mocht er niet langer dan een uur blijven staan. Het stond er een paar dagen.[3]

Kobus haalde dingen uit huizen op verzoek van Joden die weg waren gehaald en in Westerbork zaten.  Hij moest de eigendommen dan veiligstellen voordat het huis leeggeroofd werd. Zo zou Mimi da Silva van nummer 11 gevraagd hebben of hij spullen wilde halen uit een huis aan de Oosterparkstraat. Die mensen waren net ondergedoken. Hij ging met een vriend. Toen Kobus met zijn bakfiets al lang en breed terug was, kwam die vriend niet opdagen. Hij wist dat het alleen maar kon betekenen dat hij opgepakt was. Hij kreeg weer het advies om onder te duiken, maar hij liet zich liever arresteren. En inderdaad werd hij gehaald en naar het huis gebracht waar ze dingen gehaald hadden. Hij was nog niet gefouilleerd en deed of hij enorme kramp had. Hij mocht naar de wc, waar hij wat papieren kon wegspoelen, zijn ozo speldje hield hij op. De S.D.-ers vroegen wat dat ozo speldje betekende. “Oranje Zal Overwinnen”; zei hij hard. Vervolgens werd er op hem ingehakt. Het speldje werd van zijn jasje afgescheurd en met zijn vijven stonden ze op het speldje te stampen. “Oh wat flink”; was Kobus zijn reactie. Hij moest uren tegen de muur staan. Hij werd ondervraagd en op elk antwoord dat hij gaf, riepen ze: “Je liegt het!” “De moffen schreeuwden en ik lachte hun in hun smoelwerk uit.” Die nacht bleef hij vastzitten op het politiebureau Linneusstraat en zijn verhoorder vertelde dat hij zo’n dossier zou tikken, dat hij er niet onderuit zou komen.  De volgende dag werd hij met het dossier naar de Euterpestraat gebracht, het hoofdkwartier van de SS. Kobus zijn tolk vertelde hem dat het dossier er inderdaad niet om loog. Hij werd de meegenomen de gang door en raakte in paniek. Nu ga ik naar het martelkamertje; dacht hij. Hij pakte de S.D. –er die naast hem liep en drukte hem tegen de muur. “Gisteren hebben jullie me al met een bijl afgedroogd. Dat gebeurt niet nog een keer.”  Overbluft werd hij weer naar de normale verhoorkamer teruggebracht. Het dikke dossier lag op tafel, maar de verhoorder keek alleen maar naar het bovenste blaadje, waarop de beschuldiging stond dat hij iets voor een Jood gedaan had. “Hij had geen ster op”; antwoordde Ko. Hier namen ze geen genoegen mee, hij had kunnen zien dat het om een Jood gegaan was. “Als ik kon zien dat het een Jood was, dan hadden jullie er geen sterren op hoeven doen.”[4] Hij kreeg gelijk.

Ze lieten hem gaan en hij kreeg zelfs zijn sleutels van zijn tent terug. Gerhard Badrian vertelde hem dat hij dat nog nooit had meegemaakt dat iemand weer vrijkwam. Kobus: “Ze weten geen mallemoer.”

Bij Badrian aangekomen kreeg Den Hartogh te horen dat alles geregeld was. Een onderduikadres, bonnen, schadevergoeding voor zijn zaak en kwekerij. “Ze zoeken je met speurhonden. Je staat in het SD boek”, wist Gerhard hem te vertellen. “Als ze je pakken word je doodgemarteld.” Maar Kobus weigerde om te verdwijnen. Hij ging het huis van da Silva[7] binnen en verfde zijn haren zwart, kamde het in een ander model en deed een bril op. Op weg naar de Amsteldijk zag hij zijn broer een sigarenzaak ingaan. Hij erachteraan. Zijn broer herkende hem niet. Hierop belde hij bij Badrian op de Amsteldijk aan. Gerhard herkende hem ook niet, totdat hij begon te praten.

 

 

 

[1] Harber Kornelis den Hartogh. Geboren 1910. Werd Kobus genoemd.

[2] Mogelijk had hij die tijdens de oorlog gekregen en werkte hij hiervoor op een benzinestation waar Gerhard regelmatig zijn auto vol tankte.

[3] Het zou om “catechisatie ”gaan.

[4] Kobus den Hartogh had iets gedaan `voor een Jood die geen ster droeg`. Waarschijnlijk ging dit niet over Gerhard Badrian. Badrian is nooit opgepakt voor het niet dragen van een ster, hij is nergens zo genoemd. Iemand die wel opgepakt was en `de Jood die geen ster droeg genoemd` werd, was Jaap Nunez Vas. Hij werkte bij het ANP en werd aan het begin van de oorlog ontslagen omdat hij Joods was. Frans Goedhart was langdurig goed bevriend met hem geweest. Parool 12-10-1953

[5] Gitaar of viool. Jacobus den Hartogh twijfelde tijdens het interview. Echter heeft van der Tweel het in een van zijn interviews over op de gitaar spelen. Daarom heb ik voor een gitaar gekozen.

[7] Izaak David da Silva kwam op 30 december 1942 in Westerbork aan, maar het kantoor op de Amsteldijk kwam pas later in gebruik.