Mislukte overval Weteringschans, Gerrit van der Veen.

Gerrit van der Veen.

Belangrijke vrienden van Gerrit van der Veen zaten in de Weteringschansgevangenis. In januari was er met de Raad van Verzet, een overkoepelende organisatie voor het verzet, nog over vergaderd. ‘Onderneming niet herhalen. Nogmaals: jammer dat een zo goed opgezette operatie door onvoorziene omstandigheden is mislukt.’ Ondanks dit advies van de Raad van Verzet gingen ze het proberen.[i]

Voorheen waren er geen honden” zei Jan Brasser. Verbiest was er ook duidelijk over. “Die hond, er zou geen hond zijn. Eerst was er sprake van dat er wel honden waren, er is toen over gesproken dat ze vergiftigd moest worden of op een andere manier onschadelijk gemaakt.” De honden waren er wel in de nacht van 30 April op 1 mei 1944 en daarom mislukte de overval op de Weteringsschansgevangenis.

Binnengekomen in de Weteringschansgevangenis gingen Gerrit van der Veen en Jan Brasser een kamer binnen waar een S.S.- er lag te slapen. Jan Brasser zag een hondenkop omhoogkomen, hij had een ploertendoder in zijn hand, maar Gerrit van der Veen schoot al. De afspraak was, dat zodra er geschoten zou worden, iedereen zo snel mogelijk de benen nam, want boven lagen er zo´n 20 tot 30 S.S.- ers te slapen. Jan Brasser kreeg een kogel in zijn dij, maar daar kwam hij pas later achter, op dat moment kon hij alleen maar rennen. Gerrit van der Veen werd in zijn rug geschoten. Hij kon niet meer rennen en werd door 2 personen meegesleept[ii].

Gerhard Badrian sleepte Gerrit van de Veen naar het dichtstbijzijnde veilige adres. Dit was het adres op de Lijnbaansgracht waar Van der Tweel en Lies Volkert zaten. “Overval mislukt, man gewond” zei hij in gebroken Nederlands, toen hij Gerrit van der Veen de trap opdroeg.[iii] Verbiest werd op de Amsteldijk gebeld. Verbiest had met Boverhuis in de greppel opwacht gelegen bij de Weteringsschans en was naar de locatie op de Amsteldijk gegaan. “Ik heb Ger bij Loutje gebracht” zei Badrian. Verbiest had uit veiligheidsoverwegingen geen rechtstreeks contact met Van der Tweel. Hij wist wel van zijn bestaan, kende hem als manke Loutje, maar had hem tijdens de oorlog nooit ontmoet. Verbiest moest een arts naar de brug op de Lijnbaansgracht- Spiegelgracht brengen.[iv] Hij belde zijn huisarts, dokter Clerq Zubli, die ook joodse onderduikers hielp.[v] De Clerq Zubli kreeg te horen dat er een bevalling met veel bloedverlies was.  Of hij naar de brug bij de Lijnbaansgracht wilde komen. Verbiest bracht hem.[vi] Daar wachtte Badrian en hij ging alleen verder met De Clerq Zubli.[vii] De arts constateerde 2 kogels in de rug van meneer de Vries, zoals hij voorgesteld werd. Met dokter Koch erbij lukte het om 1 kogel te verwijderen, de andere zat te diep.[viii]  Op de Lijnbaansgracht konden ze niet blijven, er liep een bloedspoor naartoe. Gerrit van der Veen kon toen nog een beetje zijn benen bewegen. Half fietsend en half geduwd, werd hij naar een ander adres gebracht. Dit onderduikadres was op de Prinsengracht, bij de uitgeverij de Spieghel. Hier werd hij door twee vriendinnen verpleegd.[ix] De Clerq Zubli kwam twee weken regelmatig zijn patiënt controleren, maar op een dag was Gerrit van der Veen opgepakt en De Clerq Zubli werd opgewacht door de S.D. Via kamp Vught kwam hij in Oranienburg. Hij overleefde de oorlog. Na de oorlog ‘verweet’ hij Verbiest dat hij dankzij hem in concentratiekampen terecht gekomen was. Hierop gaf Verbiest hem een fiets uit het depot van de politie. “Om het goed te maken”.

Gerrit van der Veen werd op 10 juni 1944 te Overveen gefusilleerd.

 

 

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.